Hedwig Zweerus-Weber
ronde vorm, brons, 1974, Museum de Fundatie, Heino
Hedwig Zweerus-Weber
In 1947 kwam zij naar de Rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam, en koos voor de afdeling beeldhouwen, die toen onder leiding stond van professor J. Bronner. Tevens volgde zij lessen bij professor P. Esser en professor C. Hund.
Vertrekkend vanuit studies naar de menselijke figuur ontwikkelde zij gaandeweg een steeds abstractere beeldtaal. Maar ook in haar meest abstracte werken blijven in de verte herinneringen aanwezig aan de, met name organische, zichtbare werkelijkheid.
Nadat zij toetrad tot de Nederlandse kring van beeldhouwers heeft zij diverse malen in dat kader in groepsverband geëxposeerd. Haar werk werd aangekocht door diverse gemeenten om in of buiten openbare gebouwen te worden opgesteld. Tevens zijn werken van haar in particuliere collecties opgenomen.
Ondanks dat de totale vorm van haar sculpturen vaak treft door een zekere eenvoud, is binnen die eenvoud van de hoofdvorm de nodige complexiteit aanwezig. Vaak wordt de hoofdvorm doorsneden door binnenvormen en –ruimtes. Concave en convexe, soms torderende vlakken, stellen haar in staat een geraffineerd spel te spelen met begrippen als binnen & buiten, hol & massief, open & gesloten.
De gaaf afgewerkte huid doet het licht alle kunsten vertonen van strijken, strelen, schampen, baden, vangen, blinken, spetteren, plenzen, weerkaatsen en glimmen. Zodat ongelooflijk rijke toonschalen van licht en donker, koel en warm ten toon worden gespreid. Zo ontstaat een articulatie van licht en ruimte, harmonieus in proportie, genuanceerd, maar toch ‘stoer’, die direct tot de zintuigen spreekt.